Onderstaande tekst kwam tot stand in samenwerking met Fred Neerhoff.
Andreas Kinneging - De onzichtbare maat
In zijn naar eigen zeggen wetenschappelijke boek
'De onzichtbare maat. Archeologie van goed en kwaad' (Promotheus Amsterdam 2020) geeft de Leidse rechtsfilosoof Andreas Kinneging hoog op van een 2500 honderd jaar oude Europese Traditie, d.w.z. een “door de Antieken gevormd Christendom”. Symbool voor deze traditie staan ‘Athene en Jeruzalem’ waarbij ‘Athene’ staat voor de Griekse letteren en filosofie en dan met name Plato en Aristoteles. ‘Jeruzalem’ staat voor het Christendom, d.w.z. de bijbelse Traditie waarin leven en sterven van Christus centraal staan met Augustinus en Thomas van Aquino als belangrijkste auteurs. Kinneging zet zich in dit verband flink af tegen de Verlichting. Samen met de Romantiek (die zich eigenstandig ook al afzette tegen de Verlichting) zouden deze historische perioden aldus Kinneging aangespoord hebben tot grenzeloosheid, decadentie en hedonisme. De belangrijkste denkers van de Verlichting, met vrijheid en gelijkheid als belangrijkste idealen (idealen die dus tot genoemde ontsporingen zouden leiden), zijn volgens Kinneging Descartes en Hobbes.
Kinneging verdedigt een door de Bijbelse God gelegitimeerd moreel absolutisme waarbinnen een ‘natuurlijke’ hiërarchie tussen mensen bepaalt wat de maat is voor het ‘ware, goede en schone’ (N.B. de term ‘onzichtbare maat’ verwijst naar het traditionele natuurrecht). Om deze reden is de mens volgens Kinneging gehouden aan beknottingen van zijn vrijheid. Afwijkingen van deze enig ware weg zou de chaos verklaren zoals we die nu zien.
Op het einde van zijn boek gaat de auteur nog in op de historiciteit van Jezus Christus en komt tot de conclusie dat daar op basis van de bestaande bronnen weinig over valt te zeggen. Mocht Hij (met een hoofdletter!) niet hebben bestaan dan verandert dat volgens Kinneging niets aan de boodschap van zonde en liefde.
Enkele kritiekpunten:
Geschiedvervalsing
Kinneging laat onbesproken dat er in de Griekse filosofie (en de Oudheid in het algemeen) naast de idealistische stroming (Plato cs.) ook een sterke materialistische stroming was. Met de komst van het christendom is veel van de materialistische filosofie verloren gegaan (zie Michel Onfray,
‘Antieke wijsgeren. Tegengeschiedenis van de filosofie’, Mets & Schilts, 2007). Bedenk dat van Plato’s grote concurrent, de materialistische filosoof Democritus (ca. 460 - ca. 370) - die volgens de overlevering zeer productief moet zijn geweest - geen enkel werk is overgeleverd (m.u.v. een sterk gehavende versie van zijn atoom theorie) en van Epicurus maar enkele fragmenten. En slechts bij toeval werd
‘De Rerum Natura’ van Lucretius in 1417 herontdekt. Daartegenover staat dat het werk van de idealistische filosoof Plato vernietiging bespaard bleef en blijkbaar wèl binnen het christelijke wereldbeeld kon worden ingepast (Nietzsche: "Christendom is platonisme voor het gewone volk".).
Toen het christendom in de 4e eeuw vaste voet aan de grond kreeg binnen het Romeinse Rijk werden niet alleen ontelbare manuscripten vernietigd maar ook talloze ‘heidense’ tempels en beelden alsmede de befaamde bibliotheek van Alexandrië (zie Catherine Nixey,
‘Eeuwen van duisternis, De christelijke vernietiging van de klassieke cultuur’, Hollands Diep, 2017). De komst van het christendom en de daarmee gepaard gaande miskenning van de cultuur van de oude Grieken (met uitzondering van de elementen die in het christendom konden worden gepast) luidden bovendien het begin in van een eeuwenlange stilstand van natuurkundig onderzoek. Pas nadat de waarde van het Griekse erfgoed tijdens de Renaissance opnieuw werd onderkend, kwam de weg vrij voor de wetenschappelijke revolutie van de 17-de eeuw (zie verder Neerhoff en Bakker in
https://www.civismundi.nl/index.php?p=artikel&aid=5686 ).
Kortom, gezien het bovenstaande kan Kinneging’s Traditie als een vorm van geschiedvervalsing worden gezien. Immers, de komst van het christendom betekende op de eerste plaats een breuk met de Klassieken.
Ééndimensionale visie op de Verlichting
De Verlichting is een periode met een breed scala aan denkers die zeer uiteenlopende opvattingen huldigden. Kinneging reduceert de Verlichting wel op een zeer simplistische wijze door Hobbes en Descartes als de belangrijkste denkers aan te wijzen en het streven naar maximale bevrediging van zoveel mogelijk begeertes tot centrale doelstelling van die Verlichting te bestempelen. Volgens Kinneging propageert de Verlichting een mensbeeld waarbij de (instrumentele) Rede ondergeschikt is aan de menselijke wil en ten dienste staat van de maximale behoeftebevrediging waarmee de mens de facto een slaaf is van zijn begeertes. Op deze stellingname valt een en ander af te dingen. Volgens de Verlichtingfilosoof Spinoza zou de mens door te leven volgens het voorschrift van de Rede een optimale gemoedsrust kunnen bereiken en zich kunnen bevrijden uit de gevangenis van zijn emotionele aandoeningen om aldus te kunnen komen tot een waarlijke vrijheid. Spinoza wijst genotsbeleving niet af maar meent dat dit juist, mits met mate, kan bijdragen aan het goede leven (zie Neerhoff en Bakker in:
https://www.civismundi.nl/index.php?p=artikel&aid=5207). Kortom, Spinoza bepleit een filosofie die tracht te voorkomen dat de mens een slaaf wordt van zijn begeertes. En het is juist deze Spinoza die door vermaarde historicus Jonathan Israel wordt aangewezen als één van de centrale figuren van de Verlichting, met die aantekening dat Hobbes en Descartes belangrijke denkers zijn waar Spinoza op voortbouwt. Israel schreef afgelopen jaren baanbrekende boeken over de Verlichting en de Franse en Amerikaanse Revolutie (
https://www.uitgeverijvanwijnen.nl/jonathanisrael ).
Israel maakt een vruchtbaar onderscheid tussen de Radicale Verlichting (met Spinoza als grondlegger) en de Gematigde Verlichting die het christendom spaarde. Kinneging lijkt niet goed op de hoogte zijn van het werk van Israel (N.B. op Kinneging’s lijst van secundaire literatuur staat 1 boek van Israel vermeld). En hij lijkt zijn pijlen vooral op Gematigde Verlichting te richten zonder zich daar bewust van te zijn. Sterker nog, hij stelt dat Spinoza’s holistische substantieleer haaks staat op het verlichtingsdenken. Frappant, want Spinoza’s radicale, monistische filosofie ontkent juist het bovennatuurlijke, en dat is nu precies waar de christelijke dogma’s op zijn gevestigd (zie Neerhoff en Bakker in:
https://www.civismundi.nl/index.php?p=artikel&aid=5686).
Spinoza’s tegenpool Immanuel Kant wordt door Kinneging eveneens niet als een (volwaardig) Verlichtingsdenker beschouwd. Kant voert volgens Kinneging samen met Rousseau een tweefrontenoorlog, enerzijds tegen de Europese traditie, anderzijds tegen het materialistische en utilitaristische verlichtingsdenken. Tegenover deze visie staat de opvatting dat Kant juist één van de belangrijkste vertegenwoordigers is van de gematigde (christelijke) Verlichting.
Volgens Kant zou de mens het wezen (‘an sich’) van de werkelijkheid niet kunnen kennen. Want achter de empirische werkelijkheid gaat volgens Kant iets anders, iets ‘hogers’ schuil. En dat ‘iets’ blijft voor de mens verborgen, zo meende Kant te weten. Deze, in de kern theologische speculatie van Kant maakte de weg vrij voor een transcendente God, waarmee Kant zich toont als een gematigd verlichter, gericht tegen de opvattingen van de Radicale Verlichting.
Kant’s moraaltheorie vereist dan ook dat we in overeenstemming met het christendom moeten geloven in de vrijheid van de wil, God en een onsterfelijke ziel. Derhalve is zijn moraaltheorie gebaseerd op iets dat we niet kunnen kennen maar wel moeten geloven. Hoewel dit alles erg onredelijk klinkt staat de Rede niettemin centraal in zijn filosofie en doet Kant net alsof de mens zich onder elke omstandigheid door zijn verstand laat leiden. Daardoor kan hij zich met zijn puriteinse plichten ethiek, waarin de Rede over de wil heerst, ook als een ware zedenmeester tonen. Een zedenmeester die jou met zuiver redeneren, dat echter losgezongen is van de realiteit van het leven, eens fijntjes op je nummer kan zetten.
Ondanks alle tegenstrijdigheden werd Kants krakkemikkige filosofie uiteindelijk omarmd, en dan met name door de gevestigde orde die er een krachtig wapen tegen de Radicale Verlichting in zag. Jonathan Israel merkt hier over op in het derde deel van zijn verlichtingsserie:
‘Kant’s doorbraak betekende bovenal de filosofische restauratie van het christendom en de gangbare moraal in hun hegemonie ten aanzien van geleerdheid, wetenschap en de Verlichting.’
(zie ook Neerhoff en Bakker in
https://tpo.nl/2018/04/22/geneuzel-over ... rlichting/)
Jeruzalem als symbool voor christendom. Waarom niet Rome?
Kinneging’s keuze voor Jeruzalem, de hoofdstad van de joden, als symbool voor het christendom is enigszins problematisch te noemen. Het christendom is immers gedurende een proces van enkele honderden jaren in het Romeinse Rijk (en dan met name buiten het door de Romeinen bezette Judea) tot wasdom gekomen waarbij het hoofd van de kerk zijn zetel te Rome kreeg.
Men kan weliswaar stellen dat het christendom is voortgekomen uit het jodendom, aan de andere kant is er de nodige Romeinse jodenhaat het christendom ingeslopen. Bedenk ook dat Jeruzalem in het jaar 70 door de Romeinen in as werd gelegd.
Al met al ligt Rome als symbool van het christendom meer voor de hand (voor een discussie over de historische Jezus en de problematische verhouding tussen joden- en christendom, zie dit draadje:
viewtopic.php?f=12&t=276).
Ten slotte mag naast ‘Athene’, ‘Alexandrië’ als symbool van het Griekse denken niet onvermeld mag blijven. Het was immers de Alexandrijnse natuur- en wiskundekennis (Euclides, Archimedes c.s.) die na 1000 jaar christelijke verwaarlozing weer door Kepler en Galileo in ere werd hersteld.
Conclusie
Kinneging betoont zich in zijn boek meer een christelijke theoloog dan een filosoof met een wetenschappelijk verantwoord wereldbeeld. De scheiding van filosofie en theologie die Spinoza 350 jaar geleden al bepleitte lijkt in ons domineesland nog steeds niet consequent te zijn doorgevoerd.