Over de ethische consistentie van dierenrechten

Stijn
Berichten: 94
Lid geworden op: di 04 feb 2014, 23:29

Over de ethische consistentie van dierenrechten

Bericht door Stijn »

Hallo,
ik ben net een doctoraatsonderzoek in de moraalwetenschappen aan het afwerken. Titel van proefschrift is "Born free and equal? On the ethical consistency of animal equality." Mocht je interesse hebben: hieronder de nederlandstalige samenvatting (en hier een draft versie: http://stijnbruers.wordpress.com/2013/0 ... -equality/)
Kan veel voer voor discussie opleveren...

De metafoor van het kruiswoordraadsel
Een coherent ethisch systeem is te vergelijken met de oplossing van een kruiswoordraadsel. Om een kruiswoordraadsel op te lossen, zijn er een paar strenge regels.
Geen willekeur: de witte vakjes die aan elkaar grenzen mogen niet zomaar willekeurige letters bevatten, maar moeten bestaande woorden vormen. Deze woorden zijn analoog aan de universele ethische principes: we moeten morele regels onpartijdig en zonder willekeurig toepassen. Gelijke morele oordelen in alle moreel gelijkaardige situaties.
Overeenstemming met de basisinformatie: de woorden in het kruiswoordraadsel moeten zo goed mogelijk overeenkomen met de opgegeven beschrijvingen. De analoge basisgegevens in de ethiek zijn de morele intuïties (automatische morele oordelen die optreden in gedachtenexperimenten en die we niet verder kunnen rechtvaardigen of funderen). De universele ethische principes moeten zo goed mogelijk passen bij die morele intuïties.
Consistentie: een wit vakje in het kruiswoordraadsel mag niet meer dan één letter bevatten. Zo ook mag een situatie niet twee tegenstrijdige morele oordelen genereren.
Volledigheid: alle witte vakjes in de puzzel moeten worden ingevuld. Analoog hiermee moeten de ethische principes in alle mogelijke situaties kunnen worden toegepast.
Als een ethisch systeem deze regels respecteert, wordt het een krachtig, coherent (samenhangend) systeem, net zoals een opgelost kruiswoordraadsel. Het ethisch systeem van de morele hand (hieronder beschreven) is een kandidaat voor een dergelijk coherent systeem.

De metafoor van de optische illusie
Vertrekken van basisinformatie (zoals de morele intuïties) is niet altijd zonder risico, want soms kan de basisinformatie onbetrouwbaar zijn. Denk aan een optische illusie, zoals de bekende Müller-Lyer illusie waarbij twee even lange lijnstukken pijlpunten hebben aan de uiteinden. Velen hebben het automatische oordeel (perceptuele intuïtie) dat het lijnstuk waarvan de pijlpunten naar buiten wijzen korter lijkt dan het lijnstuk met de naar binnen wijzende pijlpunten.
Deze intuïtie is een illusie, want het botst met twee andere, sterkere, coherente basisintuïties: dat de lengte van een meetlat niet verandert als men ze verschuift, en dat de lengte van een lijnstuk onafhankelijk is van pijlpunten en andere figuren. Zo hebben we twee coherente methoden om de optische illusie te ontdekken: 1) de verplaatsingsmethode, waarbij we een meetlat verplaatsen van het ene naar het andere lijnstuk, en 2) de weggommethode, waarbij we de pijlpunten weggommen of afdekken.
Ook in de ethiek kunnen we op gelijkaardige wijze morele illusies opsporen. Zo kunnen we nagaan of discriminatie (bv. speciesisme – het spontane oordeel dat een mens meer morele waarde heeft dan een dier) een morele illusie is. Net zoals in de optische illusie het ene lijnstuk langer lijkt dan het andere, zo lijkt de waarde van een mens groter dan die van een dier. De pijlpunten in de Müller-Lyer figuur staan symbool voor moreel irrelevante eigenschappen, zoals het uiterlijk van een wezen. Een meetkundige regel die zegt dat lengtes verkleinen als pijlpunten op de hoekpunten naar buiten wijzen, zou een erg willekeurige regel zijn. Zo is ook een waardeoordeel gebaseerd op bv. uiterlijke kenmerken erg willekeurig. Vandaar dat speciesisme net zoals racisme en seksisme een vorm van willekeurige discriminatie is.
De verplaatsingsmethode bestaat erin ons in te leven in een mens en een dier. We verplaatsen ons in de ander door middel van medeleven. Medeleven is de meetlat. Een nuttige gedachteoefening hierbij is de sluier van onwetendheid: stel dat je straks geboren wordt, maar je weet niet wie of wat je zult worden. Welke morele regels zou je dan verkiezen? Je zult vaststellen dat gevoel en welzijn belangrijk zijn, want als je een niet-voelend wezen zou worden, maakt het niet uit wat er met je gebeurt, want je hebt niet het vermogen iets te voelen of te willen. Maar veel dieren zijn wel voelende wezens die dingen wel en niet graag hebben en wiens welzijn beïnvloedt kan worden.
De weggommethode bestaat erin de moreel irrelevante kenmerken (bv. uiterlijk of genen) weg te gommen, en te kijken wat er dan van waarde overblijft. Volgens de evolutionaire biologie is er geen essentie verbonden aan de soort mens: er is niet iets dat alle en alleen mensen hebben, en er zijn talrijke vage grenzen tussen mensen en dieren (denk aan onze voorouders en alle tussenvormen tussen mensen en dieren die ooit bestaan hebben, denk aan het mogelijke bestaan van mens-dier hybriden, chimera’s en genetisch gewijzigde wezens).
Zowel de Müller-Lyer optische illusie als de speciesistische morele illusie hebben een psychologische verklaring: ze zijn beiden het gevolg van een door de omgeving beïnvloede, verworven heuristiek (een automatische, onbewuste vuistregel).

De metafoor van de morele hand
De morele hand is een bondige samenvatting van vijf ethische basisprincipes die een coherent ethisch systeem vormen.
De duim (het principe van regel universalisme): men moet de regels volgen die iedereen (die ertoe in staat is) in alle gelijkaardige situaties moet volgen. Men mag enkel de regels volgen die iedereen (die ertoe in staat is) in alle gelijkaardige situaties mag volgen. De duim genereert een formeel principe van gelijkwaardigheid, in de vorm van onpartijdigheid (antidiscriminatie), en zegt dat we het goede voorbeeld moeten geven.
Het duimprincipe is een formeel principe: het zegt nog niet hoe we gelijken dan precies moeten behandelen. Net zoals we de duim tegenover de andere vingers moeten plaatsen om een voorwerp te kunnen grijpen, zo moeten we het basisprincipe van regel universalisme toepassen op de andere vier basisprincipes om een moreel probleem te grijpen en verdere inhoud te geven aan het begrip gelijkwaardigheid.
De wijsvinger (rechtvaardigheid en de waarde van levenswelzijn): verhoog het levenswelzijn van alle voelende wezens die nu en in de toekomst leven, waarbij het verhogen van het levenswelzijn van de laagste posities (de ergste lijders, de wezens die het ergste leven leiden) een sterke prioriteit krijgt. Levenswelzijn is de waarde die je zou toekennen aan het leiden van een volledig leven van een voelend wezen, en bestaat uit alle positieve en negatieve gevoelens die het gevolg zijn van het al dan niet vervullen van alles wat men wil, van alle behoeften.
Wiskundig uitgedrukt zegt dit basisprincipe dat we een veralgemeend gemiddelde van het concaaf gewogen levenswelzijn van alle voelende wezens moeten maximaliseren.
Het wijsvingerprincipe kent twee verschillende, coherente onderbouwingen. 1) De sluier van onwetendheid (je kunt als eender wie of wat geboren worden, dus je wil ieders levenswelzijn zo hoog mogelijk krijgen), waarbij je een hoge (maar niet maximale) risicoaversie hebt (je wil het risico verminderen om in één van de ergste posities te komen, door een hoge prioriteit te geven aan het levenswelzijn van de laagste posities). 2) Empathie (medelijden voor de ergste lijders), met een kleine (maar niet nul) voorkeur voor efficiëntie (het levenswelzijn maximaliseren van de individuen die het slechtst af zijn, tenzij dat ten koste gaat van veel meer levenswelzijn van anderen).
Het wijsvingerprincipe genereert een tweede vorm van gelijkwaardigheid: als het totale levenswelzijn van alle individuen constant is tussen verschillende situaties, dan moeten we die situatie verkiezen die de meest gelijke verdeling van levenswelzijn oplevert.
Het wijsvingerprincipe is coherent met vele morele intuïties, maar niet met alle. Neem bijvoorbeeld het tramdilemma (we mogen niet een zware meneer voor een aanstormende tram duwen om vijf personen op het spoor te redden) of het transplantatieprobleem (we mogen niet iemand zonder toestemming opofferen voor orgaantransplantaties om vijf patiënten te redden bij een orgaantekort). Het volgende principe unificeert dergelijke intuïties.
De middelvinger (het louter-middel principe en het basisrecht op lichamelijke zelfbeschikking): gebruik nooit het lichaam van een voelend wezen als louter middel voor iemand anders zijn doelen, want dat schendt het basisrecht op lichamelijke zelfbeschikking. Een voelend wezen (bv. een dier of mentaal gehandicapte mens) heeft de mogelijkheid ontwikkeld om iets te willen en heeft die mogelijkheid nog niet definitief verloren. De twee woorden “louter middel” duiden op twee voorwaarden, respectievelijk: 1) als je een voelend wezen aanzet (dwingt) iets te doen of ondergaan tegen diens wil in om een doel te bereiken (dat niet gedeeld wordt door het wezen zelf), en 2) als het lichaam van dat voelend wezen noodzakelijk aanwezig moet zijn als middel voor dat doel, dan gebruik je dat wezen als louter middel. De lichamen van anderen zijn van henzelf, niet van ons.
De middelvinger genereert een derde principe van gelijkwaardigheid: alle voelende wezens die dezelfde moreel relevante mentale vermogens hebben, krijgen een gelijke claim op het basisrecht. De middelvinger is iets langer dan de wijsvinger. Zo ook weegt het basisrecht iets sterker door dan het recht op levenswelzijn (bv. de vijf patiëntenlevens wegen niet op tegen het basisrecht van het slachtoffer). De middelvinger is echter niet oneindig lang, dus mag het basisrecht nog wel geschonden worden in extreme gevallen, om heel ernstige schendingen van het wijsvinger-welzijnsprincipe te voorkomen.
De vorige twee vingers passen nog niet met een aantal morele intuïties, zoals bij de problemen van predatie (dolfijnen mogen nog voelende vissen bejagen, zelfs al hebben dolfijnen een moreel bewustzijn), beweging (grote dieren mogen nog bewegen, zelfs al zouden insecten kunnen voelen en geschaad worden) en voortplanting (dieren mogen zich nog voortplanten, zelfs al dragen ze niet voldoende bij aan het geaggregeerde levenswelzijn volgens het wijsvingerprincipe). De vierde vinger unificeert dergelijke intuïties.
De ringvinger (natuurlijkheid en de waarde van biodiversiteit): enkel als een gedrag tegelijk natuurlijk (een direct gevolg van spontane evolutie), normaal (vaak voorkomend) én noodzakelijk (belangrijk voor het leven en voortbestaan van voelende wezens) is, is het toegelaten (maar niet verplicht), zelfs al worden de wijsvinger- en middelvingerprincipes geschonden. Als het gedrag verschillende mogelijke opties heeft, moet de minst schadelijke gekozen worden (bv. voeding is natuurlijk en noodzakelijk, maar men moet de minst schadelijke voedingsoptie kiezen).
Net zoals levenswelzijn de waarde is van een voelend wezen, zo ook is biodiversiteit de waarde van een ecosysteem: zowel levenswelzijn als biodiversiteit hebben de neiging om te verhogen, en beiden zijn functies van verschillende waardevolle dingen (gevoelens; variatie aan levensvormen) die het direct gevolg zijn van een drijvende kracht (behoeftevervulling; natuurlijke evolutie). De waardevolle biodiversiteit zou ernstig dalen als een bepaald gedrag dat natuurlijk, normaal en noodzakelijk is, universeel verboden zou worden (universeel, want je moet de duim plaatsen tegen de ringvinger). Als bv. een dolfijn niet zou mogen jagen om te overleven, dan mag niemand dat, en dan sterven alle roofdieren uit, met als gevolg een veel te groot verlies aan biodiversiteit.
De ringvinger genereert een vierde principe van gelijkwaardigheid: elk wezen mag in gelijke mate natuurlijk, normaal en noodzakelijk gedrag vertonen (maar moet wel telkens de minst schadelijke optie kiezen). Bv. als een prooi mag eten om te overleven, dan mag een roofdier dat ook.
Naast het roofdierprobleem is er nog een prooiprobleem: we mogen prooien redden, maar mogen we ook partijdig zijn (en een voorkeur geven van het redden van ons kind dat aangevallen wordt)? Dit probleem is gelijkaardig aan het bekende brandend-huis dilemma, waarbij je slechts één iemand kunt redden: jouw kind, of iemand anders (bv. een ander kind of een hond). Het is geen discriminatie als je je eigen kind redt, zolang het vijfde principe gerespecteerd wordt.
De pink (getolereerde partijdigheid en de waarde van persoonlijke relaties): bij het helpen van anderen mag je een beetje partijdig zijn ten voordele van je dierbaren (met wie je een persoonlijke relatie voelt), als je tenminste bereid bent gelijkaardige niveaus van partijdigheid van iedereen te tolereren (iedereen, want je moet de duim plaatsen tegen de pink). Als jij jouw dierbare mag redden, dan mag ik mijn dierbare redden en mag jij dat niet moreel veroordelen. Net zoals de kleine pink een klein beetje kan afwijken van de andere vingers, mag je dus een klein beetje afwijken van het maximaliseren van levenswelzijn.
De pink genereert een vijfde principe van gelijkwaardigheid: iedereen mag een gelijkaardig niveau van partijdigheid vertonen. Als je ervoor kiest om wezen X te helpen in plaats van wezen Y, en als je moet tolereren dat iemand anders de keuze maakt om wezen Y te helpen, dan is er een getolereerde keuzegelijkwaardigheid tussen X en Y (zelfs al is wezen X gevoelsmatig belangrijker voor jou dan wezen Y).
Zonder de pink zou ons ethisch systeem erg veeleisend worden: we zouden dan bereid moeten zijn elke vorm van emotionele ongelijkwaardigheid te overwinnen, en we zouden dan bereid moeten zijn om even goed voor anderen te kiezen als voor onze eigen dierbaren.
De pink is coherent met verschillende intuïties en houdt ook verband met het middelvingerprincipe: als ik jouw keuze om jouw dierbare in plaats van mijn kind te redden niet zou tolereren, dan zou ik jou niet letterlijk gebruiken, maar wel beschouwen als louter middel (jouw aanwezigheid is noodzakelijk om mijn kind te redden, en je zou iets moeten doen dat je liever niet wil, want je zou liever je eigen kind redden). We moeten bepaalde vormen van partijdigheid tolereren willen we niet iemand beschouwen als louter middel.
De vijf morele vingers kunnen we toepassen op de productie en consumptie van dierlijke producten. Het welzijns-wijsvingerprincipe is geschonden omdat veedieren qua welzijn in een veel lagere positie zitten dan mensen die dierlijke producten eten en omdat het verlies aan welzijn bij dieren door opsluiting en vroegtijdige dood groter is dan het verlies van welzijn wanneer wij geen dierlijke producten meer kunnen eten. Het middelvingerprincipe is geschonden omdat vissen en veedieren gebruikt worden als louter middel: het lichaam van de dieren wordt gebruikt op een manier dat die dieren niet willen. Noch het ringvingerprincipe noch het pinkprincipe kunnen ingeroepen worden om veeteelt te rechtvaardigen, want dierlijke producten zijn niet noodzakelijk voor ons (de biodiversiteit zal niet dalen als wij geen dierlijke producten meer zouden eten), en we zouden nooit de mate van partijdigheid die nodig is om de veeteelt te rechtvaardigen, tolereren. Hieruit volgt dat veganisme ethisch consistent is, en dat veeteelt en visserij dat niet zijn. Volgens het duimprincipe moeten we het goede voorbeeld geven en zou veganisme dus onze morele plicht zijn.

De metafoor van het morele landschap
Net zoals in de fysica er verschillende krachten zijn, zo vormen de ethische principes verschillende morele krachten die elkaar kunnen tegenwerken. Dat maakt een systeem nog niet inconsistent. Om een inzicht in de werking van de ethische principes te krijgen, kunnen we ze wiskundig uitdrukken: het wijsvingerprincipe genereert een (complexe) functie van het levenswelzijn van alle huidige en toekomstige voelende wezens, de middelvinger genereert een extra term die sterk negatief wordt als iemands basisrecht wordt geschonden, en de ringvinger genereert een derde term voor de morele waarde van biodiversiteit. We kunnen ons dit alles voorstellen als een (multidimensionaal) moreel landschap met bergen en dalen, waarbij de bergtoppen de beste situaties zijn. Een regel die ons (bij universele naleving van die regel – zie het duimprincipe) bergop leidt richting een bergtop, is een betere regel dan een regel die ons bergaf naar een dal brengt. Met behulp van het pinkprincipe kunnen we begrijpen welke regels en handelingen verboden, toegelaten en verplicht zijn.
Het is verboden om in het morele landschap te dalen door welzijnsverlies of biodiversiteitsverlies te veroorzaken of door iemands basisrecht te schenden. Het is toegelaten om te stijgen, maar we hebben niet altijd de plicht om het pad te nemen met de sterkste stijging richting de top. We mogen stijgen in de richting die we het liefst willen, we mogen volgens het pinkprincipe partijdig zijn en onze dierbaren (of onszelf) helpen, zelfs al zouden we nog meer levenswelzijn kunnen genereren door bijvoorbeeld de wezens met het laagste levenswelzijn te helpen. Wanneer heb je wel de plicht om te helpen en een steiler pad te nemen? Stel dat het helpen van de minst bedeelden meer levenswelzijn genereert dan het helpen van je dierbaren of het opzoeken van eigen genot. Stel dat je daarom gedwongen wordt om de minst bedeelden te helpen, terwijl je liever een voorkeur geeft voor je eigen genot of je eigen dierbaren. Dan zou je basisrecht geschonden worden, waardoor we dalen in het morele landschap. Maar daar tegenover staat dat de hulp die jij onder dwang toedient extra levenswelzijn genereert, waardoor er een stijging is in het morele landschap. Als die stijging van (veralgemeend gemiddeld) levenswelzijn sterker is dan de daling door de basisrechtschending, dan wil dat zeggen dat je de plicht hebt om die minst bedeelden te helpen.
hagenaars

Re: Over de ethische consistentie van dierenrechten

Bericht door hagenaars »

Een paar kanttekeningen:

U stelt hieronder dat mens en dier moreel gelijkwaardig zijn en minstens een gelijke behandeling behoren te krijgen. Ik besstrijd die stelling.

"Ook in de ethiek kunnen we op gelijkaardige wijze morele illusies opsporen. Zo kunnen we nagaan of discriminatie (bv. speciesisme – het spontane oordeel dat een mens meer morele waarde heeft dan een dier) een morele illusie is. Net zoals in de optische illusie het ene lijnstuk langer lijkt dan het andere, zo lijkt de waarde van een mens groter dan die van een dier. De pijlpunten in de Müller-Lyer figuur staan symbool voor moreel irrelevante eigenschappen, zoals het uiterlijk van een wezen. Een meetkundige regel die zegt dat lengtes verkleinen als pijlpunten op de hoekpunten naar buiten wijzen, zou een erg willekeurige regel zijn. Zo is ook een waardeoordeel gebaseerd op bv. uiterlijke kenmerken erg willekeurig. Vandaar dat speciesisme net zoals racisme en seksisme een vorm van willekeurige discriminatie is."

Een dier dient netjes behandelt te worden, maar gelijkwaardig aan een mens is het niet. Je kunt geen dieren spreken, zij schrijven geen gedichten, zij kunnen door ons in gevangenschap gehouden worden, geslacht en opgegeten. Dit zonder dat daar een moreel oordeel tegen in te brengen is. De vergelijking met racisme en seksisme gaat dan ook niet op. Dieren kunnen ongelijk behandeld worden omdat zij nu eenmaal ongelijk zijn...

We moeten rekening houden met het welbevinden van de door ons gevangen gehouden of gejaagde dieren. Martelen, is natuurlijk zinloos lijden en dient vermeden te worden. Het is moreel verwerpelijk. Maar jagen, dieren houden en deze als voedsel benutten, lijkt mij moreel in orde.

Ik ben benieuwd hoe op deze uitgangspunten wordt gereageerd...
Stijn
Berichten: 94
Lid geworden op: di 04 feb 2014, 23:29

Re: Over de ethische consistentie van dierenrechten

Bericht door Stijn »

hagenaars schreef: Een dier dient netjes behandelt te worden, maar gelijkwaardig aan een mens is het niet. Je kunt geen dieren spreken, zij schrijven geen gedichten, zij kunnen door ons in gevangenschap gehouden worden, geslacht en opgegeten. Dit zonder dat daar een moreel oordeel tegen in te brengen is. De vergelijking met racisme en seksisme gaat dan ook niet op. Dieren kunnen ongelijk behandeld worden omdat zij nu eenmaal ongelijk zijn...
ja, vroeger dacht ik ook eenvoudig het waardeonderscheid tussen mens en dier te kunnen maken op basis van bv. mentale vermogens. Maar dan is er het zogenaamde "argument of marginal cases"; het argument van de mentaal gehandicapten die niet kunnen spreken, geen gedichten kunnen schrijven,... En toch vinden we dat die mentaal gehandicapten basisrechten krijgen, dat hun lichamen van hen zijn en niet van ons, dat ze niet ons bezit zijn, dat we ze niet mogen gebruiken als louter middel (bv. als slaaf of als proefobject).
Dus vandaar mijn stelling dat alle voelende wezens (alle wezens die momenteel reeds onder dierenwelzijnswetten vallen) dezelfde basisrechten zouden moeten krijgen als de rechten die mentaal gehandicapten reeds hebben. Doen we dat niet, dan riskeren we discriminatie op basis van soort (niet op basis van mentale vermogens), en die vorm van discriminatie is wel te vergelijken met racisme en seksisme.
hagenaars

Re: Over de ethische consistentie van dierenrechten

Bericht door hagenaars »

Van dierenrechten kan absoluut geen sprake zijn, er zijn immers ook geen dierenplichten. De eigenaar van het dier heeft rechten en plichten. Hij zal het dier netjes en volgens de wet moeten behandelen. Jaren geleden hield M.M.M. (Manuel) Kneepkens (Heerlen, 26 februari 1942), hij is een Nederlands dichter, publicist, politicus en jurist-criminoloog, een Anton Constandselezing over het onderwerp, mogelijk dat daar nog iets over te vinden is.

Kneepkens is geboren in een roomskatholiek gezin. Na het gymnasium op het Bernardinuscollege ging hij in Leiden rechten en criminologie studeren. In 1971 vertrok hij naar de Erasmusuniversiteit in Rotterdam. Daar was hij 23 jaar docent strafrecht en criminologie. Hij trok de aandacht met activiteiten voor de Coornhert-Liga, waarvan hij deel uitmaakte van 1973 tot 1984; in dat jaar werd hij als voorzitter opgevolgd door Gerard Spong. Verder was hij medeorganisator van het Tribunaal voor de Vrede over de kruisrakettenkwestie (1985).

Ik heb ook nog even opgezocht wat recht eigenlijk is:

Het recht is een systeem van regels waarmee de mens de samenleving ordent. In het recht staat wat je wel en wat je niet mag doen. Soms staat er ook in op welke manier je iets moet doen. Sommige regels zijn opgeschreven in wetten. Het recht ligt steeds vervat in een rechtsbron. Het recht kan worden onderverdeeld in verschillende disciplines, rechtstakken genoemd. De verschillende rechtstakken maken meestal het voorwerp uit van een aparte studieonderdeel in de Rechtenopleidingen aan de universiteiten, maar hangen allemaal samen.
Ten aanzien van geestelijk beperkte mensen hanteren we een systeem van voogdij, zoals ook bij minderjarigen het geval is.

Wat de ongelijke behandeling betreft, geldt naar mijn mening dat datgene of diegene die ongelijk is ook ongelijk behandeld wordt. Tenzij de ongelijkheid fictief is...
Stijn
Berichten: 94
Lid geworden op: di 04 feb 2014, 23:29

Re: Over de ethische consistentie van dierenrechten

Bericht door Stijn »

hagenaars schreef:Van dierenrechten kan absoluut geen sprake zijn, er zijn immers ook geen dierenplichten.

maar dat zou betekenen dat er ook geen rechten zijn van mentaal gehandicapten...
Ten aanzien van geestelijk beperkte mensen hanteren we een systeem van voogdij, zoals ook bij minderjarigen het geval is.
maar wie bepaald wie de voogd is? Als een mentaal gehandicapte een voogd mag hebben, dan mag een dier dat ook. En als mentaal gehandicapten rechten krijgen omdat een zelfverklaarde voogd dat zo wil, dan ben ik vanaf nu de voogd van dieren en wil dat die rechten krijgen.
Wat de ongelijke behandeling betreft, geldt naar mijn mening dat datgene of diegene die ongelijk is ook ongelijk behandeld wordt. Tenzij de ongelijkheid fictief is...
ik ben het volledig eens dat we gelijken gelijk en ongelijken ongelijk moeten behandelen. Daar zal ons meningsverschil al niet te vinden zijn...
hagenaars

Re: Over de ethische consistentie van dierenrechten

Bericht door hagenaars »

De rechten van de mensen met een beperking worden uitgeoefend door een voogd. Of een curator. Het dier heeft een eigenaar, of niet natuurlijk, het is dan een een in het wild levend dier. Het is gewoon een erg onhandig construct, die dierenrechten. Moeilijk te hanteren ook, voer eens een gesprek met een hond. Of een valk...
hagenaars

Re: Over de ethische consistentie van dierenrechten

Bericht door hagenaars »

Nog dit, we dienen ons netjes te gedragen richting de hond, de valk. Dat is een plicht, een rechtsregel tussen mensen.
Stijn
Berichten: 94
Lid geworden op: di 04 feb 2014, 23:29

Re: Over de ethische consistentie van dierenrechten

Bericht door Stijn »

hagenaars schreef:De rechten van de mensen met een beperking worden uitgeoefend door een voogd. Of een curator. Het dier heeft een eigenaar, of niet natuurlijk, het is dan een een in het wild levend dier. Het is gewoon een erg onhandig construct, die dierenrechten. Moeilijk te hanteren ook, voer eens een gesprek met een hond. Of een valk...
wel, zo moeilijk is dat toch niet: we weten welke basisrechten mentaal gehandicapten reeds hebben (zelfs al zijn het gehandicapten die toevallig geen voogd hebben en met wie we geen gesprek kunnen voeren). We weten ook welke wezens er nu reeds vallen onder (dieren)welzijnswetten. Die twee wil ik combineren: basisrechten toekennen aan al die voelende wezens. Dat combineren is nodig om discriminatie te vermijden. We mogen niet naar willekeur discrimineren, we mogen niet naar willekeur onze slachtoffers kiezen. En die basisrechten zijn zeer eenvoudig te hanteren; het leidt tot eenvoudige vuistregels zoals veganisme.
Ik vertrek dus van een aantal aannamen die de meesten onderschrijven: dat we niet naar willekeur mogen discrimineren, en dat alle ongeneesbaar diep mentaal gehandicapte weeskinderen basisrechten krijgen los van of ze nu wel of niet toevallig een voogd hebben die kan praten.
Stijn
Berichten: 94
Lid geworden op: di 04 feb 2014, 23:29

Re: Over de ethische consistentie van dierenrechten

Bericht door Stijn »

hagenaars schreef:Nog dit, we dienen ons netjes te gedragen richting de hond, de valk. Dat is een plicht, een rechtsregel tussen mensen.
de cruciale vraag is: wat is netjes? Ik heb daar een precies antwoord op: even netjes als dat we tegenover die mentaal gehandicapten moeten zijn. En ik vind dat die gehandicapten basisrechten moeten krijgen omwille van intrinsieke eigenschappen die die gehandicapten hebben, en niet omwille van extrinsieke zoals het hebben van een voogd. Ik zou het niet eerlijk vinden om de mentaal gehandicapten die toevallig geen voogd hebben uit te sluiten uit de morele gemeenschap.
David Bakker
Beheerder
Berichten: 1337
Lid geworden op: ma 28 nov 2011, 00:35

Re: Over de ethische consistentie van dierenrechten

Bericht door David Bakker »

Wat is moraalwetenschap? Is het wel een wetenschap en waarom?
Plaats reactie