Amsterdam centrum slaveneconomie
Zie
https://www.elsevierweekblad.nl/nederla ... f%20Header
Enkele citaten:
“Het is de beeldenstorm na de beeldenstorm: Black Lives Matter heeft zijn uitwerking op de internationale financiële wereld niet gemist. Ook andere Nederlandse banken dan DNB zijn nadrukkelijk met hun eventuele slavernijverleden bezig, blijkt uit een inventarisatie van het maandblad Vrij Nederland
https://www.vn.nl/nederlandse-bankiers-slavernij/ “
en
“Dat de toenmalige financiële wereld – ook de Nederlandse – nauw betrokken was bij de slavenhandel en de plantage-economie, die op slavenarbeid dreef, is zeker niet algemeen bekend. Maar echt nieuws is het ook niet. Voor alle historici die zich met het onderwerp bezighouden, is een proefschrift uit 1973 een belangrijke bron. Het gaat om De Westindische plantages van 1720 tot 1795. Financiën en handel van J.P. van de Voort.
https://repository.ubn.ru.nl//bitstream ... 876083.pdf “
en
“Historicus Karwan Fatah Black reconstrueert in zijn vorig jaar verschenen, uitstekende boek Sociëteit van Suriname. Het bestuur van de kolonie in de achttiende eeuw de historische gang van zaken ook al nauwkeurig. In de tweede helft van de achttiende eeuw voltrekt zich in de exploitatie van de plantage-kolonie Suriname een proces van ‘financialisering’. Een ‘meedogenloze financiële sector’, aldus de auteur, begon enorme bedragen te investeren in de trans-Atlantische slaveneconomie.“
en
“Van belang is ook dat deze financiers een veel grotere invloed op het bestuur van de plantages en ‘de prioriteiten van het koloniale bestuur’ kregen, aldus Fatah-Black, dan de West-Indische Compagnie ooit had gehad in de decennia ervoor. De plantage-eigenaren lagen eigenlijk permanent aan het kredietinfuus en ‘verloren de controle’.
en
“Pionier van de ‘plantagelening’, schrijft Van de Voort in zijn proefschrift, was – in 1753 – koopman-bankier Willem Gideon Deutz (1697-1757), vijfmaal burgemeester van Amsterdam. Hij ligt begraven in de Nieuwe Kerk. Ook de andere kooplieden-bankiers die de koloniale expansie in Suriname financierden, zaten in Amsterdam. Planters waren daarbij meestal verplicht om al hun producten van de plantage via hun geldschieter te verkopen, die daar commissie voor kreeg.
En juist uit deze hoofdstedelijke kringen van kooplieden-bankiers werden de eerste presidenten en directeuren van De Nederlandsche Bank gerekruteerd, schrijft oud-Elsevier Weekblad-redacteur Paul de Hen in zijn boek Alle 18 presidenten van De Nederlandsche Bank (Amsterdam, 2015).”
en
“Maar vrijblijvend zal het DNB-onderzoek zeker niet zijn. Niet voor de bank zelf, maar ook niet voor anderen. Het zal waarschijnlijk nog eens scherp duidelijk maken hoezeer Amsterdam het centrum van de slaveneconomie was. En vooral: hoezeer de lokale elite – met tal van prominente families – ermee verweven was, zowel bestuurlijk als financieel. Juist die vermenging van financiering én besturen van de plantages zal het nog verdraaid moeilijk maken om excuses te weigeren.”